Posts tonen met het label persoonlijk. Alle posts tonen
Posts tonen met het label persoonlijk. Alle posts tonen

donderdag 6 januari 2011

Mannen, seks en triootjes

Mannen, seks en triootjes
Door E. 6 januari 2010 ©


In pornofilms gebeurt het met regelmaat: seks met nonnen. Of met volwassen meisjes in katholieke schooluniformen met van die hoge kousen. Of met verpleegsters. Zijn er mannen die daar niet over fantaseren, of op zijn minst wel eens over dromen? Of wellicht over seks met twee nonnen, schoolmeisjes of verpleegsters? Seks met een mooie tweeling? Wie wil niet die armzalige pizzakoerier zijn, die door twee lekkere dames uit elkaar wordt getrokken. Kortom: mannen die een trio willen.

Fantaseer ik over meerdere nonnen, dames in schooluniformen en verpleegsters? Nee. Zou ik die pizzakoerier willen zijn? Natuurlijk niet. Ik ben een echte man, dus ik fantaseer sowieso niet over seks met meerdere vrouwen. Ik? Ik fantaseer alleen over mijn eigen vriendin (geloofwaardig?). Ik heb mijn handen al vol aan een vrouw. Ik heb sowieso maar één fallus. Moet ik mijn tijd tussen beide vulva's verdelen? Grote kans dat beide dames teleurgesteld zullen afhaken. Raak ik meer verzadigd als ik bij twee dames in de suikerpot roer? Ik denk het niet. Als ik de binnenkant van de navel van één dame kietel, dan geeft mij dat uiteindelijk hetzelfde gelukzalige gevoel.

Twee mannen en een vrouw. Da's ook een trio. De vrouw zal wellicht meer aan haar trekken komen. Maar zou mijn erecte fallus niet meteen al zijn bloed verliezen bij het aanschouwen van andermans zwellichaam? Ogen dicht dan maar? Dat lijkt me niet al te praktisch. Weliswaar uitvoerbaar, maar toch lastig. Sowieso zou ik een nakende man in de nabijheid van mijn vriendin niet kunnen tolereren. Twee dames die gelijktijdig fellatio op mijn mannelijkheid plegen? De ene doet mijn penis in haar mond terwijl de andere mijn testikels masseert en aflikt, net zolang totdat de bus zijn slagroom spuit. Dat dan weer wel, maar het zal natuurlijk nooit gebeuren. Rare wezens, die mannen.

Mannen en seks. Een raar fenomeen. Mannen denken dus continu aan seks. Seks, seks, seks. Tijdens het schrijven van deze column is het fenomeen geslachtsgemeenschap wellicht ook één of twee keer in mijn gedachten voorbijgeschoten. Een man zou gemiddeld eens in de 52 seconden aan seks denken (de column is schijnbaar héél snel geschreven). Een man hoeft maar met een leuk meisje te spreken en hij denkt eraan hoe hij haar het bed in krijgt. Kijkt hij in een etalageruit, dan denkt hij op een gegeven moment weer aan seks. Wordt een man voorgesteld aan zijn nieuwe schoonouders, dan denkt hij luttele seconden later weer aan seks. Zelfs tijdens voetbal (kijken of beoefenen) wordt er door de man dus aan seks gedacht. Rare wezens, die mannen. Meer specifiek: de hersenen van mannen.

Waarom denken mannen dan zo vaak aan seks? Natuurlijk, het is telkens maar een snelle en vluchtige gedachte, maar toch. Ik zou het niet eens kunnen: net zo veel seks hebben als dat ik eraan denk. Het is, zo wordt gezegd, genetisch bepaald. Het heeft te maken met de enorme voortplantingsdrift van mannen. Een drang die dus ook bestaat onder de mannen die zich in het geheel niet willen voortplanten. En onder homofielen. Gek toch?

Een trio? Van mij hoeft het niet, maar ik krijg die gedachte - die soms uit het niets opduikt - niet uit mijn hoofd. Zal ik ooit eens in een trio belanden? Ik denk het niet. Verder dan seks met mijn eigen vriendin, terwijl ik af en toe aan een andere vrouw denk, zal het niet gaan. Zeg maar een soort van 'stiekem triootje'. En daar ben ik eigenlijk meer dan tevreden mee, want zo werkt het in een monogame relatie. In ieder geval voor veel mannen.


E.

donderdag 30 december 2010

Een hekel aan boer zoekt vrouw?

Een hekel aan boer zoekt vrouw?
Door E. 30 december 2010 ©


Een (nog lang niet?) uitgemolken programma over boeren die een vrouw zoeken. Seizoen vijf van dit immens populaire - maar ó zo verschrikkelijke - realityprogramma is inmiddels al enkele uitzendingen onderweg. Miljoenen mensen kijken ernaar. Het is al jaren achtereen het meest populaire programma op de Nederlandse televisie. En ik? Ik háát het programma en ik háát Yvon Jaspers. Eigenlijk vind ik Yvon pas een verschrikkelijk takkewijf sinds ze dat programma is gaan presenteren. Ik haat Boer zoekt Vrouw, zoals Gargamel de Smurfen haat.

Vroeger vond ik het heerlijk om op maandagochtend niet mee te hoeven en kunnen praten over de zogenaamde liefdesperikelen van de boeren, maar vanaf dit seizoen kijk ik ook. Mijn vriendin komt van een boerderij en ik kom er met geen paard en wagen onderuit om dit seizoen ook maar een uitzending te missen. De ultieme opoffering is vereist in een relatie...

Ook ik praat nu op maandagochtend mee over de boeren uit Boer zoekt Vrouw. En wat ik van het programma vind? Ik vind het kut, ik erger me aan Yvon, aan de boeren en vooral aan de briefschrijvende hellevegen die graag op een boerderij willen wonen. De haren op mijn armen gaan uit ergernis al overeind staan op het moment dat ik mijn stukje tik. Waarom ik kijk? Ik weet het niet. Wellicht omdat ik moet, maar misschien ben ik ook wel een beetje sadomasochistisch ingesteld. Als Rotterdammer blijf ik op zondagavond namelijk ook nog gewoon naar Studio Sport kijken.

Hoe loopt het allemaal af met die boeren? Ik zal het hier vertellen zodat u uw zondagavond vanaf nu een nuttige invulling kunt gaan geven. Lompe boer Richard valt op Maxima. Een verschrikkelijk vies geplamuurd hoerenwijf, dat over lijken gaat om Richard te veroveren en dat zal dan ook wel gebeuren. Boer Frank kan elke vrouw krijgen die hij wil, maar zal uiteindelijk naar huis gaan met Anita, die bij hem in het dorp woont (vooropgezet?). Melkveehouder Gijsbert - de enige leuke boer die meedoet - kiest voor Yvonne, maar ik hoop stiekem dat het Femke wordt, terwijl het mij eigenlijk geen reet zou moeten uitmaken. Raak ik dan toch ook verslaafd?

De laatste boer die ik hier behandel is boer Marcel. Bah, een vunzige engnek met dat verschrikkelijk zijige stemmetje en dat achterlijke accent van hem. Een man met een (kinder?)boerderij waaraan ik mijn kinderen nooit van mijn leven zou toevertrouwen, mocht ik ze ooit krijgen. Bij elke vrouw begint-ie meteen over kinderen te zaniken. Hij neemt nog net geen prenataal onderzoek bij ze af. Ik weet niet of die man op zoek is naar een vrouw, of juist uitsluitend naar kinderen - het liefst van Poolse afkomst (want daar schijnt-ie wel heel erg van te houden).

Tenslotte hebben we nog een boerin. Kaasboerin Annemarie, gezegend met een flinke lengte en een dito neus, die erg op schuurfeesten geilt. Heel veel anders heeft ze althans nog niet te melden gehad. Met wie zij naar huis gaat? Ik weet het nog niet. Maar Johannes, die suffe kerel zonder zwem- en strikdiploma, gun ik wel een vrouw.

Er is niemand die zo'n verschrikkelijke hekel aan dat programma heeft als ik en er tegelijkertijd zo veel vanaf weet (lul dat ik ben). De laatste uitzending van Boer zoekt Vrouw zal ergens in februari 2011 plaats gaan vinden. Jippie, zondag weer een uitzending. Even doorbijten nog.


E.

donderdag 4 november 2010

Pure liefde: Rotterdam

Pure liefde: Rotterdam
Door E. 4 november 2010 ©


Er is geen stad zó verschrikkelijk mooi - en gelijktijdig zó lelijk - als Rotterdam. Ik ben verknocht aan mijn stad. Mijn stad heeft alles. Ik ben er geboren, getogen, woonachtig en zal er waarschijnlijk ook sterven. Ik ben een echte Rotterdammer - in hart en nieren (inclusief het stedelijk minderwaardigheidscomplex).

Alhoewel het de havenhoofdstad is van Europa, is het niet eens de hoofdstad van onze provincie. Het is een kustplaats, met deelgemeente Hoek van Holland, maar voor mij nog ruim 30 kilometer rijden van het strand verwijderd. In 1872 werd het graven van de Nieuwe Waterweg tussen Rotterdam en Hoek van Holland voltooid, hetgeen de onstuimige groei van Rotterdam inluidde. Van het verdiende geld werden statige panden in het singelrijke centrum van Rotterdam gebouwd. Alles veranderde toen het merendeel van deze statige panden op 14 mei 1940 door de Duitsers werd weggevaagd. Reeds ver daarvoor zijn vrijwel alle singels gedempt om ruimte te maken voor het sterk toegenomen autoverkeer. Om van het bombardementenpuin af te komen werden na de oorlog de overige singels in het centrum gedempt.

De Maastunnel - in 1942 geopend - was de eerste autotunnel van Nederland. De voortrekkersrol die bouwend Rotterdam al had, kon (mede) door de ruimte die het verschrikkelijke bombardement had geschapen, worden voortgezet. De eerste autovrije winkelstraat van Europa verrees er in 1953, genaamd de Lijnbaan en in 1968 werd in Rotterdam het eerste metrostelsel van Nederland geopend. Tja, de Lijnbaan: een icoon van de wederopbouw dat is opgenomen op de lijst van rijksmonumenten; mijn smaak is het niet. In 1898 was de bouw van het Witte Huis gereed. Het wordt de eerste wolkenkrabber van Europa genoemd en was lange tijd het hoogste kantoorpand op ons continent. Het Witte Huis heeft het bombardement overleefd. Rotterdam is de enige hoogbouwstad van Nederland en staat samen met onder andere Londen en Parijs in de Europese top van hoogbouwsteden.

Door het vele bouwen heeft Rotterdam de mooiste (en enige) skyline van Nederland. De bouwwerken die zo karakteristiek zijn voor Rotterdam, zijn veelal na de oorlog opgeleverd. Het Kralingse Bos, met zijn vele plassen, dateert van 1953, de Euromast bereikte pas in 1970 zijn huidige hoogte en de huidige (nieuwe) Willemsbrug werd in 1981 opengesteld. De kubuswoningen zijn van 1984 en de Erasmusbrug dateert uit 1996, hetzelfde jaar dat De Koopgoot werd geopend.

Eén echt uitgaansgebied in Rotterdam is er niet. Het is er versplinterd in het Stadhuisplein, de Witte de Withstraat en de Oude Haven. De Oude Haven is de eerste haven van Rotterdam, maar staat omringd met gebouwen die de huidige naam geen eer aan doen. Een voetbalvereniging in Rotterdam won als eerste club in Nederland de Europacup 1 (huidige Champions League) en de wereldbeker. De voortrekkersrol van Rotterdam zie je dus ook terug in de sport. Zo staat de mooiste en meest karakteristieke voetbaltempel in Rotterdam.

Rotterdam - sterker door strijd; stad van de architectuur, cultuur, sport en kookkunst (het eerste driesterrenrestaurant van Nederland was hier gevestigd). Commentaar op mijn stad - hoe terecht ook - kan ik niet verdragen. Een column met overtuiging geschreven over de mooiste stad van Nederland waar de jaloezie ten opzichte van andere steden van afdruipt. Want ik weet stiekem: Rotterdam is hét, en is het tegelijkertijd ook nét niet. Maar het is wel mijn Rotterdam, met al zijn onoverkomelijkheden.

Wat ik het allermooiste vind aan Rotterdam is het thuiskomen. Het thuiskomen van een autovakantie richting het zuiden. Als ik dan op rijksweg A16 bij Zwijndrecht de Van Brienenoordbrug met zijn mooie uitzicht over de skyline zie opdoemen, dan weet ik het weer: hier hoor ik thuis.


E.

zaterdag 18 september 2010

Hatemail, ik hou ervan

Hatemail, ik hou ervan
Door E. 18 september 2010 ©


Sinds ik columns schrijf voor FOK! wordt mijn eigen website ook vaker bezocht. Of het een met het ander te maken heeft weet ik niet. Op mijn eigen site, waar de FOK!-columns eveneens worden gepubliceerd staat een e-mailadres waar ik te bereiken ben. En nee, dit is geen reclame voor mijn eigen site, slechts de inleiding van mijn column die gaat over het fenomeen hatemail.

Naar aanleiding van mijn columns op FOK! zou het zo kunnen zijn dat sommige individuen van bepaalde doelgroepen zich eventueel gekwetst zouden kunnen voelen. Ik heb namelijk geschreven over ambtenaren, kontreinigers, vaders, dieren, CDA'ers, gelovigen in alle soorten en maten, dronkenlappen en scheidsrechters. De afgelopen week heb ik mijn allereerste hatemails binnengekregen. Een klein beetje gevoel van trots wil ik niet verhullen. De e-mailberichten komen van normale leveranciers (@live, @hotmail @ cetera) maar de rest is niet te ontcijferen (zogenaamde spookaccounts). Waarschijnlijk aangemaakt uitsluitend met het doel om hatemail te kunnen versturen. En anoniem natuurlijk. Dat is namelijk het allerbelangrijkste, anoniem proberen te kwetsen. Lekker makkelijk.

De drie hatemails hadden allen betrekking op dezelfde column. Het waren geen moslims die zich beledigd voelden. Eigenlijk helemaal geen gelovigen. Het waren geen CDA-stemmers, drankverslaafden of ambtenaren. De hatemails waren ook niet afkomstig van stomapatiënten die zich beledigd voelden naar aanleiding van mijn column over de verschillende manieren waarop de bilpartij kan worden afgeveegd. Nee, de mails zijn geschreven naar aanleiding van de column over scheidsrechter Rob Hos (en scheidsrechters in het algemeen). Een beetje vreemd; de column is op FOK! weliswaar goed gelezen, maar het leverde geen enkele reactie op. Dit deed mij eigenlijk vermoeden dat velen de column niet interessant genoeg vonden. Althans, niet genoeg om op te reageren.

De hatemails laten zich als volgt omschrijven. Een van de schrijvers meent uit de column te kunnen destilleren dat mijn moeder (zij is 57) het beroep van hoer uitoefent. Hoe de beste man aan deze wijsheid komt weet ik niet. Waarschijnlijk heeft hij na flinke betaling tegen de droge pruim van een zeer oude dame aan liggen beuken die toevallig mijn mening deelt. Misschien is de hoer in kwestie wel een Fok!-ker en had ze de column gelezen. Ik kan hem echter verzekeren dat deze dame van lichte zeden niet mijn moeder is geweest. Het vak van prostituee is namelijk nimmer door mijn moeder uitgeoefend.

Uit een andere e-mail blijkt eveneens dat de lezer mij niet goed kent. Ik word namelijk aangesproken met "Vuile kankerleier". Ik douche niet iedere dag, maar ik durf met de schrijver van de e-mail best de discussie aan te gaan dat ik niet als vuil door het leven ga. En ik prijs mij gelukkig dat ik niet lei aan kanker. De verzender sluit af met de mededeling dat ik het EQ heb van een pinda. Tja... Het EQ bestaat wel, maar ik heb niet het idee dat de persoon in kwestie hierop doelt.

En dan de laatste. Iets over dat ik mag branden in hel (toch nog een gelovige) en waar ik het lef vandaan haal om zo respectloos over scheidsrechters te schrijven. Voor de goede orde, ik respecteer KNVB-scheidsrechters wel, maar ben over het niveau ervan niet te spreken. Ik opteer zelfs voor meer clubscheidsrechters. Tenslotte heb ik in een andere column reeds uit de doeken gedaan dat ik niet geloof. Niet in de hemel en ook niet in de hel. Maar in de visie van de schrijver bestaat de hel dus wel. Gezien de inhoud van het mailtje zal de beste man zelf ook de hemel niet bereiken. In zijn visie zullen we elkaar dus nog tegenkomen.

Aan één groep wil ik wel mijn excuses aanbieden. Dat is de groep die tot op heden alle van mijn hand verschenen columns als beledigend ervaren heeft. Sorry, Koranlezende CDA-ambtenaar. Jij varkensliefhebbende stomapatiënt die in het weekend de scheidsrechtersfluit hanteert alvorens jij je in de kroeg overmatig laat volgieten en daardoor vergeet dat je thuis nog een zoon van vier hebt rondlopen. Mea maxima culpa.


E.

zondag 22 augustus 2010

De islam is ruk!

De islam is ruk!
Door E. 22 augustus 2010 ©


Klinkt nogal provocerend, zo'n titel. Maar niet alleen de iIslam is ruk. Ook alle stromingen binnen de islam, zoals het soennisme en het sjiisme, zijn prut. Klinkt niet echt minder provocerend. De Koran? Jammer dat-ie bestaat. De profeet Mohammed? Kan me gestolen worden.

Maar de islam alleen is natuurlijk niet ruk. Ook het christendom met al zijn stromingen – het (rooms-)katholicisme, protestantisme et cetera – is volkomen kut. De Bijbel? Was-ie maar nooit samengesteld. Jezus? Weg ermee. O, de schrijver is dus Joods, hoor ik u denken. Nee hoor, het Jodendom: klote. En de Thora is ook al zo’n boek waarvan het ontstaan nooit had mogen plaatsvinden. Zo kan ik nog wel even doorgaan…

Allemaal geloven die meer met elkaar gemeen hebben dan ze eigenlijk willen. Natuurlijk, er zijn verschillen, maar tevens vele overeenkomsten. In alle religies wordt er feitelijk gepredikt voor vrede. De overtuiging in elk geloof – dat geweld niet gebruikt wordt met een beroep op de geloofsleer – is niet bij iedere gelovige doorgedrongen.

Zelf behoor ik tot een overgrote minderheid binnen onze aardkloot. Ik ben namelijk een atheïst. Zo’n 80% van de wereld hangt een bepaalde religie aan; 20% dus niet. Ik behoor dus tot die minderheid. Hier spreekt de minderheid! Meer dan de helft van de wereldbevolking is christelijk of islamitisch. Ik ben atheïst in de zin dat ik niet in een god, of goden, geloof en daarbij tevens aanneem dat ze niet bestaan. Ook in het atheïsme zijn er namelijk kleine verschillen waarneembaar, maar dat terzijde.

Oorlog is een gewapende strijd tussen volkeren of staten waarbij de etnische en/of religieuze achtergrond van de verschillende groeperingen veelal het motief tot oorlogsvoering vormt. Niet alleen de christenen tegen islamieten, maar zelfs onderling. De rooms-katholieken tegen de protestanten en de soennieten tegen de sjiieten. Nog steeds zijn er problemen in Palestina en wie herinnert zich niet Bloody Sunday in Noord-Ierland. Ik kan zo een-twee-drie geen oorlog verzinnen waarbij religieuze achtergrond en etniciteit van een van de partijen geen enkele rol heeft gespeeld. Oorlog is niet zozeer landjepik. Het is landjepik met als doel de ander jouw wil en gedachtegoed op te leggen. Religie als drijfveer.

De waarheid is dat wij allen zijn gevormd door onze achtergrond. En tot de middeleeuwen was nagenoeg iedereen op zijn manier religieus. Door de wetenschap is daar verandering in gekomen. Wij weten nu dingen waar in het verleden de betrokkenheid van een hogere macht aan werd toegedicht. Door de wetenschap neemt de reden om te geloven af.

En natuurlijk – laat ik het zelf maar zeggen – met de overgrote meerderheid van de gelovigen is niets mis. En bij de atheïsten zal je ongetwijfeld ook een klein groepje klootzakken hebben. Van een terroristische atheïst heb ik echter nog nooit gehoord. Respect voor vele gelovigen? Zeker, ieder moet doen wat-ie wil, zolang het maar binnen bepaalde grenzen blijft. Respect voor geloof? Mwohhh, wellicht in een zekere mate – omdat het moet.

Zonder geloof geen gesteggel over geloof; zonder gelovigen geen oorlogen! Dat moet die 80% toch met mij eens zijn.


E.

woensdag 11 augustus 2010

Paardrijmeisjes

Paardrijmeisjes
Door E. 11 augustus 2010 ©


Natuurlijk, ze zien er goed uit in de die amazonepakjes. Maar meisjes die paardrijden, rijden zeer veel paard. Naast paardrijden moet het paard worden verzorgd, gevoerd en moet de stal worden uitgemest. Paardrijmeisjes hebben geen andere hobby’s naast het paardrijden – daar is geen tijd voor.

Zelf kom ik om in de hobby’s. Trainer van een voetbalelftal, racefietsen, lezen, schrijven en mijn vriendin. Vele hobby’s die in totaliteit nog geen fractie van de tijd in beslag nemen dan dat paardrijden inclusief rompslomp doet. Paardrijmeisjes liefkozen hun paard, beminnen hun paard en komen tijdens het rijden klaar op de rug van hun paard. Vingers, penissen en dildo’s zijn overbodig geworden. Het paard als seksspeeltje…

Veel vrouwen zullen het stellig ontkennen, maar de overgrote meerderheid van de meisjes krijgt tijdens het paardrijden een orgasme. Het is een soort van publiek geheim. Dat de meiden dit geheim willen houden begrijp ik natuurlijk wel. De vriend of echtgenoot komt hierdoor namelijk op de tweede plaatst. Voor de man is geen tijd. Ik ken een aantal paardrijdende meiden. Gesprekken gaan altijd over paarden. Ik hou mij dan afzijdig. Ik walg van levende paarden. Te groot, te lomp en ijzers onder de hoeven – pijnlijk.

Op verjaardagen gaat het over Dennis, John of Luke. Ik vraag mij altijd af waarom ik deze personen niet ken. Maar Dennis, John en Luke zijn geen mannen, maar paarden. Er wordt over de paarden met meer liefde gesproken dan over de eigen mannen. Logisch… De vierbenigen hebben de dames in kwestie al diverse orgasmen bezorgd. Als echte man is dat toch een stuk lastiger, zo lijkt het. Lekker galopperen op het paard, afgewisseld met een gestrekte draf; de beste stimulans die een vrouw kan hebben. Tot slot enkele sprongen om tot een absoluut hoogtepunt te komen.

Het ritme van het paard wordt door de vrouw bepaald en met mannen is dat anders. Die willen in bed toch ook wat te zeggen hebben. Daarnaast moet het voor een vrouw toch opwindend zijn om een dergelijk krachtig beest tussen haar benen onder controle te kunnen houden. In de wereldtop van de springruitersport zijn weinig vrouwen bekend. U weet nu waarom. Het gesop in het slipje is hier debet aan. Probeer dan maar eens goed op het zadel te blijven zitten.

Paardrijmeisjes hebben geen tijd, je komt op de tweede plaats en op seksueel gebied heb je niets in te brengen. Voor mij geen paardrijmeisje. Meisjes spreken vaak over de prins op het witte paard. Ik vraag mij dan af of het hier gaat om de man of om het paard. Ik denk toch echt het laatste. Het kan net zo goed de boerenhork op het bruine paard of de lompe lelijkerd op het zwarte paard zijn. Desnoods de aantrekkelijke homofiel op de schimmel. Als de kerel in kwestie maar met een paard komt aanzetten…


E.

dinsdag 10 augustus 2010

Kats en Honds

Kats en Honds
Door E. 10 augustus 2010 ©


Ik spreek naast Nederlands en Engels vrijwel geen andere mensentaal. Wellicht nog een beetje Duits (de steenkolenvariant). Een mensentalenknobbel bezit ik niet. Wel een dierentalenknobbel. Zo spreek ik vrijwel vloeiend Kats. Het bestaat echt, Kats kunnen spreken. Ook spreek ik Honds - Honds was voor mij een moeilijke taal; zeg maar het Chinees onder de dierentalen. En ik spreek Koes, Geits en een beetje Kips, maar Varkens heb ik nooit zo onder de knie kunnen krijgen.

Doordat ik vele dierentalen spreek ben ik goed ingevoerd in de dierenwereld. Ik vond mijzelf een kattenmens. Je kent dat wel, van die gesprekjes die tijdens het speeddaten vaak worden gevoerd. “Ben jij een honden- of een kattenmens?” Honden- en kattenmensen lijken dan wel water en vuur te zijn. Je wilt in drie minuten toch een bepaalde overeenkomst hebben gevonden. “Wat? Een hondenmens! Dat nooit. Nog liever een scooterjattende liegende Marokkaan die in ieder geval zegt van katten te houden.” Maar goed, na de cultuur van diverse dierensoorten onder de loep te hebben genomen werd ik bevestigd in mijn keuze voor de kat. Ik heb sowieso een schurft aan honden. Ik wijd dat aan mijn jeugd waarin ik enkele malen door honden ben gebeten. Littekens en trauma’s heb ik eraan overgehouden. Pestbeesten. Ik heb daarentegen niets tegen hondenmensen. Op de hondenmensen na, die zo’n beest behandelen alsof het hun eigen kroost is – de hond als surrogaatbaby.

Het uitlaten van de hond is een verschrikking. Driemaal daags met zo’n viervoeter hetzelfde domme rondje lopen. Weer of geen weer. Een kat is wat dat betreft veel zelfstandiger. Natuurlijk zijn katten ook zeikerds, want op het moment dat je ze naar buiten laat willen ze vaak meteen weer naar binnen. Dat overleef ik nog wel, van de bank naar de achterdeur en weer terug (zesmaal per uur). Maar ik krijg er ook veel voor terug. Katten zijn geen pestbeesten. Katten zijn gers. Althans Rotterdamse katten zijn gers. Andere katten zijn tof of kick (of zoiets). Katten zijn ook slim. Met veel katten kan ik een intelligent gesprek voeren.

Honden daarentegen zijn oliedom. Zo dom als het achtereind van een varken. Wellicht haal ik hier een verkeerd gezegde aan. Ik spreek immers geen Varkens en misschien is het wel een hele slimme diersoort. Mocht deze column door varkens als aanstootgevend en beledigend worden ervaren dan bied ik jullie hiervoor mijn excuses aan (maar de uitdrukking is niet door mij uitgevonden). Mochten jullie toch een stel domme wezens zijn, dan lees je deze column niet en klopt het gezegde weldegelijk.

Katten dus. Op vele katten ben ik stikjaloers. Was ik maar een kat, denk ik vaak na een kutdag. Dat beest van mij ligt vele uren van de dag weg te stinken en te filosoferen. Op het tafelkleed, de bank of gewoon in een kartonnen doos. De kat houdt van afwisselende luier- en slaapplaatsen. Als ‘ie honger heeft dan begint ‘ie irritant te miauwen, net zolang totdat zijn etensbakje weer is gevuld. Luieren, slapen, vreten, even een rondje in de buurt doen en filosoferen… Wat een leven. En dat geeft ‘ie van mij ook zelf toe. Hele goede gesprekken kunnen we ’s avonds hebben. Hij voorziet mij van de nodige adviezen. En filosoferen over de dingen des levens, daar zijn katten ware specialisten in. Het bespreken van Tolstoj en genieten van de kunstwerken van de 16e- en 17e-eeuwse meesters. Dat soort dingen doe ik met mijn kat.

De hond is een heel ander verhaal. Die wil altijd maar aandacht, rennen, spelen, ruften, druk doen, dom doen. Bah. Zo’n beest kan zichzelf nooit eens bezighouden. Neem een voorbeeld aan de kat. Altijd zelfstandig. Gaat er bij tijd en wijle lekker alleen op uit. Een avonturier. Die trekt de wijde wereld (beter: omgeving) in. Een sociaal dier, de kat. In tegenstelling tot dat eeuwigdurende gejank en geblaf van die rothonden.

’s Nachts word ik er wakker van als dat beest van de buren weer eens te keer gaat. Blaft ‘ie niet dan houden mijn bijtende-honden-nachtmerries mij af van een goede nachtrust. Jammer genoeg begrijp ik er geen snars van, van die nachtmerries. Binnenkort maar een cursus Paards gaan volgen…


E.

zaterdag 7 augustus 2010

Vingerafdrukken? Sodemieter op!

Vingerafdrukken? Sodemieter op!
Door E. 7 augustus 2010 ©


Gisterenavond ben ik bij de deelgemeente geweest. Inderdaad, u hoort het goed, gisterenavond. Fijn dat mijn deelgemeente ’s avonds open is. Dan hoef ik gelukkig geen vrije dag op te nemen om mijn paspoort te verlengen. Hulde aan mijn lokale overheid, dacht ik.

Sta ik daar dus tegenover een dame, zittend achter de balie, mijn paspoort te verlengen. Vraagt ze ineens om mijn vingerafdrukken. Niet alle tien, maar ze vroeg er om vier. Allebei mijn duimen en wijsvinger moesten worden ingescand, anders zou ik geen nieuw paspoort krijgen. Dit is nieuw. Althans, vanaf juni 2009 wordt van iedereen die een nieuw paspoort aanvraagt de vingerafdrukken genomen. Ik heb iets van die heisa omtrent dit onderwerp meegekregen, maar het gaat pas echt leven als je zelf een nieuw paspoort moet aanvragen.

Samen met mijn vriendin had ik een nummertje getrokken; ook zij moest haar paspoort verlengen. Wel zo gezellig om niet alleen naar het raadhuis te moeten. Maar goed, ergens in september willen we toch wel eens weggaan. Het liefst zo ver mogelijk uit dit kloteland vandaan. En eigenlijk het liefst ook zo lang mogelijk. Hier begint dan de herfst, het wordt kouder, er valt veel regen en dan zitten wij lekker ergens ver weg wekenlang op onze luie reten van de zon te genieten. Daar heb je een paspoort voor nodig. Alles gaat vrij gemakkelijk. Je levert je oude paspoort in waarvan veel gegevens worden overgenomen. “Meneer, bent u nog steeds 1,87 meter?” vraagt de baliekluiver. “Nee, ik ben inmiddels 1,93 meter”, antwoord ik. “Oké, dan zetten we dat in uw paspoort”. Fijn dacht ik. Bij een dergelijke lengte schijn je bij bepaalde vliegtuigmaatschappijen automatisch recht te hebben op een stoel met extra beenruimte.

Er worden nog wat vraagjes gesteld en ik geef netjes antwoord. Maar dan volgt de vingerafdrukvraag. “Nou meneer, legt u uw linkerwijsvinger maar als eerste op het scanapparaat. “Wat!” roep ik net iets te hard zodat ik de aandacht van de beveiliger aan de deur weet te trekken. “Niks ervan, u krijgt van mij helemaal niets”. Ik ben geen doemdenker en ik geloof niet in complottheorieën, maar ik heb er moeite mee dat mijn vingerafdrukken worden genomen, terwijl ik niets verkeerds heb gedaan. Althans, niet met justitie in aanraking ben gekomen. Het zijn mijn vingers en daar heeft de overheid geen mallemoer mee te maken. De afdrukken worden opgeslagen in de database van het ministerie van Binnenlandse Zaken. De database heeft zelfs een naam gekregen; de reisdocumentenadministratie. Het is justitie niet toegestaan om zelf in de database te zoeken. Daar geloof ik natuurlijk geen hout van.

“Maar meneer, als u niets tegen de wet doet, dan hoeft u nergens bang voor te zijn”, zegt de dame achter de balie. En dat is inderdaad een veelgehoord argument. Velen hebben het vandaag nog tegen mij gezegd. Ik doe niets fout en ben ook niet van plan om iets illegaals te gaan doen, maar daar gaat het mij niet om. Waarom dan wel, vraagt u zich wellicht af. Met principe heeft het niets te maken. Ik ben nu eenmaal een pechvogel. Het kan zomaar voorkomen dat ik ergens buitenshuis ben – vult u zelf maar in waar – en 5 minuten nadat ik die buitenhuisliggende locatie heb verlaten vindt er op diezelfde plaats een misdrijf plaats. De Nederlandse CSI komt langs en neemt vingerafdrukken. En jawel, die van ondergetekende worden afgenomen. De afdrukken worden vergeleken met die uit de reisdocumentenadministratie en enkele dagen later staat de politie met vier busjes en bijbehorend arrestatieteam bij mij voor de deur. De deur wordt ingeramd en ik word om kwart voor zes ‘s ochtends van mijn bed gelicht. Probeer dan je onschuld maar te bewijzen. Nou… daar pas ik dus voor. Ik steek dit betoog natuurlijk weer net iets te hard af tegen de baliemevrouw, waarna de bewaker mij vriendelijk verzoekt het deelgemeentehuis te verlaten. Dat doe ik, want ik heb er toch niets meer te zoeken.

Maar goed, ik realiseer me plotseling ook dat vliegen er voor mij niet meer inzit. En daar waar ik schreef dat ik zolang mogelijk uit dit kloteland weg wilde zijn om heerlijk van vakantie te genieten, daar meende ik natuurlijk niets van. Wat is er nu mooier om vanaf eind september vier vrije herfstweken door te brengen in ons eigen mooie kikkerlandje…


E.

dinsdag 3 augustus 2010

Het mysterie van de onuitroeibare buikpluis

Het mysterie van de onuitroeibare buikpluis
Door E. 3 augustus 2010 ©


Mijn potje is bijna vol. Het is zo’n klein potje van HAK waarin witte bonen in tomatensaus heeft gezeten. U moet de groente van HAK hebben, is mij immer bijgebleven. En een glazen potje… Altijd handig voor schroefjes en buikpluis. Vandaar dat ik de groente van HAK moet hebben; en bijvoorbeeld niet van Bonduelle. De verrassende groente van vandaag. Blik is niet doorzichtig en niet hersluitbaar. Het blijft toch altijd weer een verrassing wat voor groente er uit dat blik komt. De slogan van HAK was bij de ingebruikname van glazen potjes: HAK. Je ziet wat je koopt. En ik zie wat ik erin stop – en wat erin blijft zitten.

Maar goed, buikpluis dus, daar moet over geschreven worden dacht ik. Bij deze. Uiteraard moet ik wat inspiratie opdoen, dus op Google tik ik het woord buikpluis in. Ik ga er namelijk vanuit dat meer mensen iets over dit onderwerp hebben geschreven. Dat blijkt in eerste instantie zeer tegen te vallen. Totdat ik erachter kom dat in mijn omgeving het woord buikpluis is ingeburgerd, maar dat in andere delen van Nederland gesproken wordt over navelpluis. Er is op deze site zelfs een topic aan gewijd. Ik las er een reactie waaruit blijkt dat er mensen van mening zijn dat buikpluishebbende mannen zich niet goed wassen. Ik kan mij suf schrobben, maar na een half uurtje in de auto ben ik op mijn werk. Kopje koffie, nog een kopje koffie met een sigaretje en dan begint de laxerende werking op te treden. Op het toilet zie ik dan steevast een buikpluis. Hoe kan dat? Sneller dan het licht ontstaat er bij mij weer een volgroeide volwassen buikpluis.

Er is onderzoek gedaan naar navelpluis en dankzij Wikipedia weet ik nu iets meer van de buikpluis af. Maar daar gaat het mij niet om. Het gaat hier om mijn ervaringen en eigen onderzoek naar de buikpluis. Ik heb wat buikbeharing en een wat diepere navel door het ontstaan van een klein bierbuikje. Let wel, het is geen beginnende bierbuik, ik prefereer mijn buik te omschrijven als een eindigende bierbuik; een buik die over een bepaalde termijn weer helemaal strak zal zijn (wellicht tegen beter weten in). Hoe dieper de navel, des te meer buikpluis erin past. En de buikpluis lijkt dit ook terdege te beseffen. De buikpluis wordt door velen gezien als een simpel pluisje dat zich ophoopt in de navel. Wat zitten deze mensen er toch faliekant naast. De buikpluis is niet te vergelijken met het inferieure harige draadje dat wel eens opduikt op de salontafel, of met de vlokken die ontstaan nadat je een maand of vier niet onder de bank hebt gestofzuigd. Nee, zelfs niet met dat pluisje dat bondscoach is geweest van Argentinië. De buikpluis behoort namelijk tot de meest intelligente pluizen in zijn soort. Het is een onheilspellende pluis. Een verdomd hardnekkig pluisje.

Het is hier niet pluis betekent zoiets als het is hier niet veilig. En daar valt wat voor te zeggen, want over het algemeen is een pluisje niet gevaarlijk. Zo niet een omgeving met buikpluizen. Probeert u zich eens voor te stellen hoe u zich voelt als u ergens bent – het maakt niet uit waar. Op deze plaats komen er plotseling hordes buikpluizen voorbij draven. U zult zich rot schrikken. De buikpluis geeft geen veilig gevoel. Badend in het zweet schiet ik wakker mocht ik ’s avonds weer eens hebben gekeken naar Belly Button Fluff 1 tot 4: een ondergronds geschoten serie horrorfilms – uitsluitend nog buiten het legale circuit (op VHS) te verkrijgen. De buikpluis krijgt daar een gezicht. En u moet mij geloven als ik zeg dat dat geen fijn gezicht is. Tanden scherper dan die van de Batoendoereesche Gouden Karbater. Zijn hele lichaam is voorzien van weerhaken en hij kijkt altijd boos – een beetje zoals Donald Duck kijkt als hij van oom Dagobert weer eens op zijn flikker krijgt. Boos en driftig tegelijkertijd.

Het is ook een geile pluis. Niet zoals Nijntje Pluis, het getekende konijn van Dick Bruna, want dat is gewoon een lief schattig konijntje. De buikpluis copuleert er rustig op los. De mannelijke buikpluis is een vies kereltje. Onverzadigbaar. Vergelijkbaar met een gekweekte gevechtshaan die zin heeft. Een haan die met een hen wil paren, pakt eerst met zijn snavel een pluk veren achter haar kop, zodat de hen niet kan weglopen. Dan wordt de hen genomen. De gekweekte gevechtshaan doet dit alleen nog wat agressiever. Een soort van gedwongen seks.

De eitjes van de vrouwelijke buikpluis komen binnen een uur uit – soms nog sneller. De kleine buikpluisjes groeien als bezetenen. Dit alles moet ook wel. Ik heb namelijk reeds beschreven dat er binnen een half uur na het douchen weer nieuwe buikpluisophoping in mijn navel plaatsvindt. Kort na het verwijderen van de mannelijke en vrouwelijke pluis zijn de kinderpluisjes alweer volgroeid en seksueel actief.

Vandaar dat u de groente van HAK moet hebben. De luchtdichte afsluiting van het potje doet de ademhaling van de buikpluizen stokken. Zij sterven een redelijk vreedzame dood. De buikpluis uitroeien zal niet lukken, maar ik doe mijn best. Ook voor jullie.


E.

zondag 1 augustus 2010

Ambtenarij

Ambtenarij
Door E. 1 augustus 2010 ©
(Ook geplaatst op www.fok.nl)

Mijn straat is twee jaar opgebroken geweest. De bestrating die er lag was mooi. Vond ik. Er lagen van die kekke kinderkopjes. Die zijn nu vervangen door huis-tuin-en-keuken-stenen, van die 13-in-een-dozijnbestrating. Jammer, want ik heb het huis mede gekocht vanwege de bestrating. De straat deed door de steentjes heel authentiek aan. Het paste ook bij de huizen die eind 1920 zijn gebouwd.

Bijna twee jaar kon ik mijn straat niet inrijden. Ik ben in de straat de enige particulier met een oprit(je). Na de oprit volgen natuurlijk enkele loodzware houten garagedeuren. Ik kan de auto niet in de garage zetten, daar is ie te klein voor, maar ik plaats hem altijd op mijn oprit. Altijd plek voor de deur, en dat is wel zo fijn als je woont in Rotterdam. Ik zag buren ’s avonds uit het werk komen en uren rondjes rijden in de hoop uiteindelijk een plekje voor de deur te kunnen bemachtigen. En elke ochtend weer zoeken naar die auto. Waar stond ie ook alweer geparkeerd. Altijd de verkeerde richting oplopen, omdat de auto daar eergisteren stond geparkeerd. Hilarisch. Een beetje leedvermaak van mijn kant omdat ik als enige altijd een plekje voor de deur heb.

Het begon twee jaar geleden. Mijn straat werd opgebroken omdat de hoofdriolering werd vervangen. Dit natuurlijk op kosten van de gemeente. Het stukje riolering dat van de hoofdriolering naar mijn huis loopt moest echter op mijn kosten worden vervangen. En omdat je in eigen huis toch naar het toilet wil gaan, dat zeg ik fout: omdat je toch wilt dat het spul doorspoelt na het doortrekken – en niet in de kruipruimte verdwijnt – heb ik maar in de buidel getast. Het was schijnbaar een hele operatie, want het heeft bij elkaar zo’n zeven maanden geduurd. Op den duur lag er meer zand in mijn hal en huiskamer dan er onder de bestrating moet hebben gelegen.

Eindelijk, de straat is weer dicht. De mooie oude kinderkopjes liggen weer gesloten aan elkaar. Veel minder stofzuigen. De straat oogt wat rommeliger – ik had het idee dat de stratenmakers het met de nauwkeurigheid niet zo nauw namen. Maar ach, ik kan weer voor de deur parkeren. Dit feest duurde een week of vijf. Op een avond na thuiskomst zie ik dat mijn straat weer wordt opgebroken. Dit keer omdat de gasleidingen worden vervangen. Deze waren verouderd. Met een touwverbinding werden de koppelingen van de leidingen lekvrij gehouden. Deze manier bleek verouderd, dus moest alles eruit. Ik heb gevraagd waarom de leidingen niet werden vervangen toen de straat in verband met de riolering al open lag. Het antwoord van de betreffende voorman: “Tja meneertje (ik ben 1.93 meter), dat heeft te maken met planning, planning en nog ‘ns planning”. Wat moet je daar nou op zeggen? Het lijkt mij dan dat de planners hun werk niet goed doen. Weer de straat open, niet kunnen parkeren en mijn hele huis vol met zand. Weer zeven maanden ergernis en een fortuin armer, maar een gros aan stofzuigerzakken rijker. Het is voor een goed doel denk ik dan. En dat doel ben ik natuurlijk zelf. Straks naast een nieuwe riolering, nieuwe en veiligere gasleidingen onder de straat. Fijn. Nog even zeven maanden doorbijten.

De straat is weer dicht en oogt nog minder netjes bestraat dan na de aanleg van de riolering het geval was. Maar goed… Ik kan weer parkeren. Helaas weer van korte duur. De gemeente dacht waarschijnlijk nieuwe riolering, nieuwe gasleiding, waarom geen nieuwe bestrating? En inderdaad, enkele weken nadat de straat weer dicht was, begon men weer van voren af aan. Natuurlijk lag de straat iets lager dan voorheen, want ik heb in mijn woonkamer alleen al zo’n zeven kuub zand opgezogen. Dus naast nieuwe bestrating werd de straat gelijk opgehoogd. Dat vond ik al een hele geruststellende gedachte en een goede ambtelijke beslissing. Als er in dezelfde lijn was doorgegaan was het natuurlijk eerst zeven maanden bestraten en nadien nog eens zeven maanden ophogen (of andersom). Sinds enkele dagen kan ik weer door mijn straat rijden – over die afzichtelijke stenen. Natuurlijk is niet alles goed gegaan. Er is teveel opgehoogd, waardoor ik nu enkele buren over de tegels zie struikelen als zij ’s ochtends naar buiten lopen – op zoek naar hun auto’s.

Straat weer dicht, maar ik mag niet meer voor de deur parkeren. Mijn aflopende trottoirband is vervangen door een normale opstaande band. Ik heb het ze zelf zien aanleggen. Ik heb de voorman aan zijn oranje hesje getrokken en hem verteld dat er een aflopende band moet komen. “Kijk, meneertje de voorman”, zeg ik, “er staan garagedeuren, dus moet er een aflopende trottoirband komen.” Het stond niet op de tekening dus niets aan te doen… De kleine garagehouder op de hoek van de straat heeft hetzelfde probleem. De ter reparatie aangeboden auto’s mag hij eigenlijk zijn garage niet inrijden. De huizen en de garage staan er al ruim 80 jaar en het is nooit anders geweest…

Over vier dagen komen er drie (!) ambtenaren langs met een fototoestel om te beoordelen of de trottoirbanden daadwerkelijk door aflopende banden vervangen moeten worden. Een dag eerder (?) gaan ze bij mijn garagehoudende buurman kijken… Het zal mij niets verbazen als de straat weer zeven maanden overhoop ligt. Maar dan is het natuurlijk mijn eigen schuld. Moet ik maar niet zo zeuren…


E.

donderdag 29 juli 2010

Steun Stichting PDP

Steun Stichting PDP
Door E. 29 juli 2010 ©


Onlangs vertelde mijn schoonzus dat ze een man in de file had zien neuspeuteren. Ze trok er een weerzinwekkend zure-appelen-gezicht bij. Mijn andere schoonzus barstte in lachen uit. Ze zag het helemaal voor zich. Een nette man in een duur pak met en mooie leasebak onder zijn kont, die met zijn wijsvinger de inhoud uit zijn neus verwijderd.

Ik raak dan gefascineerd. Ik ga over het onderwerp neuspeuteren nadenken. Als iedereen dan is uitgelachen en het gesprek bijna van onderwerp is veranderd grijp ik in. “Leg eens uit waarom je dat dan zo vies vindt?”, vraag ik. “Doe jij niet aan neuspeuteren?” Dan hoor ik de radertjes in alle koppies sneller draaien. Wat moet ik daar nou op zeggen, zie ik mijn gesprekspartners denken. Op neuspeuteren rust een taboe. Het wordt als vies gezien. Raar, want vrijwel iedereen doet het.

Het is zelfs zó normaal dat neuspeuteren een wetenschappelijke naam heeft: rhinotillexe. Al maar doorvragend kom ik erachter dat mijn lachende schoonzus de edele hobby van rhinotillexe ook in de auto – en voornamelijk in de file – beoefent. Zal zij net zo vaak onderwerp van hoongelach zijn geweest als de peuterende maatpakdragende automobilist? Ik denk het wel.

Een onderzoek uit 2007 laat zien dat 90% van de mensen in Nederland aan neuspeuteren doet. Voor mij niet echt opzienbarend. Voor vrouwen die denken dat mannen viezer zijn wil ik best stellen dat 100% van de mannen de neus leeg peutert. Dan nog doet 80% van alle vrouwen hetzelfde. Tot zover niets aan de hand. Uit datzelfde onderzoek blijkt echter dat zo’n 50% van de Nederlanders neuspeuteren van anderen smerig vindt. Mij doet het niets. Ik voel mij gesterkt in het onderzoek dat vrijwel iedereen de neus uitplukt.

Alhoewel ik mij niet schaam voor mijn geneuspeuter, probeer ik het niet al te opzichtig te doen. Uitsluiten dat niemand mij ooit heeft zien peuteren kan ik niet. Is het peuteren wel zo erg? Waarom er heden ten dage een taboe op rust is mij niet bekend. Neuspeuteren is namelijk al zo oud als de mens zelf. De neuspul is onuitroeibaar. En de beste manier om de neus leeg te krijgen is nu enmaal met de vinger. De zeer goed ontwikkelde Egyptenaren van het oude Egypte zagen neuspeuteren als iets normaals en noodzakelijks – een volle neus irriteert immers. Farao Toetanchamon had zelfs een eigen neuspeuteraar in dienst. Iemand die zich bekwaam had gemaakt in het ledigen van andermans neuzen. De neusplukker maakte een belangrijk deel uit van de staf van de farao. Tijdens het Romeinse bewind van keizer Constantijn (circa 300 na Christus) stond er op neuspeuteren dieper dan het eerste kootje de doodstraf. Maar verdween het peuteren? Natuurlijk niet! Wat zijn de tijden toch veranderd. Vroeger de doodstraf, terwijl tegenwoordig op de doodstraf zelf een taboe rust. Aan de andere kant zie ik de LOI niet snel een Mbo-opleiding tot neuspeuteraar in de catalogus opnemen.

Maar dan de volgende kwestie. Wat wordt er met de opbrengst gedaan? Persoonlijk hou ik ervan om er een mooi rond balletje van te draaien. Voornamelijk als het draaien de nodige behendigheid vergt. Dat ik het natte slijm gedurende een wat langere periode tussen duim en wijsvinger moet droogwijven, om daarna de knot in de asbak of prullenbak te pieken. De helft van de neuspeuterende bevolking zegt de bullebak netjes in de zakdoek weg te stoppen, een grote groep piekt het object het luchtledige in en 10% van de volwassenen eet hem op. Ik kan mij zo voorstellen dat de filepeuteraar de inhoud aan de onderkant van de bestuurdersstoel veegt. Zelf ben ik een pieker. Het eten vind ik een smerig aangezicht. Waarom vraag ik me dan af. Lekker is het immers niet. Op het opeten rust dan ook een veel zwaarder taboe. Terecht, wat mij betreft.

Het mooiste is als je nog meer moeite voor het iets geharde neusslijm moet doen. Dat de peut net iets te hoog in de neus zit, waardoor een combinatie van diep peuteren en lichtjes bijsnuiten noodzakelijk wordt. Er ontwaard zich een helse strijd tussen jou de pulk. Te hard snuiten leidt ertoe dat peuteren niet meer noodzakelijk is. Maar juist dat is iets dat de echte peuteraar niet kan bekoren. Of met de vinger, of helemaal niet. Zelf gebruik ik een combinatie van wijsvinger en pink. De pink is dunner en kan dieper. Ook kan ik mijn pink in een bepaalde hoek draaien waardoor ik meer oppervlaktebereik heb.

Mocht de bulk alsnog per ongeluk in de zakdoek worden gespoten, dan is dat voor een baldraaier natuurlijk geen probleem. Hij wordt er dan vanaf geplukt om hem alsnog tot een balletje te bewerken. Dat is de ware baldraaier. U begrijpt dat ik een pleitbezorger van het ballendraaien ben. Je krijgt zo meer respect voor de voormalige neusinhoud. Want, de pul blijft, en de pul zal blijven. Er is niets hardnekkiger dan de neusinhoud. Als de gok leeg is, zit ie in no time weer vol. Het is erger dan een rattenplaag. Uitroeien lukt niet. Respect voor de vijand hebben. Bestudeer en voel je vijand, leer hem kennen. Niet zomaar in een zakdoek wegstoppen, dat kan averechts werken. Wetenschappelijk onderzocht is het niet, maar ik denk dat de pul bij zakdoeksnuiters sneller terugkeert. (Daarnaast – ook niet onbelangrijk – is het baldraaien een zeer goede oefening ter verbetering van de duim/wijsvinger(soms middelvinger)-coördinatie.)

Neuspeuteren is niet vies. Steun de taboedoorbrekende Stichting PDP (Peuteren-Draaien-Pieken; bij voorkeur in de p(r)ullenbak). Klik hier op de link voor uw steunbetuiging: Stichting PDP.


E.

vrijdag 16 juli 2010

Zittende vegers en staande proppers

Zittende vegers en staande proppers
Door E. 16 juli 2010 ©


In navolging op mijn column Ga toch zitten (de zittende plasser) leek het mij wel aardig om op deze plaats de andere manier van jezelf ontluchten te beschrijven. Inderdaad, ik heb het hier over poepen. Poepen is een heel normaal woord en iedereen doet het. Er wordt echter niet vaak terloops tegen iemand verteld dat er even gepoept moet worden. Het woord poepen roept bij vele personen een bepaald gevoel van schaamte op. In plaats daarvan gebruiken we humor en zeggen bijvoorbeeld: even een zak tuinaarde openscheuren, de wc-eend voeren of een laxatierapport opstellen. Iedereen poept en (vrijwel) iedereen maakt daarna de bilpartij weer schoon. Waar mensen al helemaal niet over praten is dé manier van reiniging. En daar ga ik het juist wèl over hebben.

In den beginne dacht ik dat wij mensen eensgezind waren en dat iedereen op dezelfde manier (mijn manier dus) veegde. Ik zal maar met de billen bloot gaan en mijn manier als eerste uit de doeken doen. Als ik klaar ben stapel ik een aantal velletjes ter voorkoming van doorscheuring. Ik blijf met mijn linkerbil op de pot zitten en lift mijn rechterbil. Dan haal ik met mijn rechterhand het wc-papier van voor naar achter langs mijn poeperd, waarna ik even op het papier kijk om te zien wat er achterblijft. Daarna vouw ik hetzelfde papiertje dubbel en herhaalt dit proces zich, totdat ik mij ervan heb vergewist dat de billetjes goed proper zijn.

Dit is natuurlijk niet echt een onderwerp van gesprek tijdens verjaardagen. Dat was ook niet nodig, omdat in mijn optiek mijn manier de enige en juiste was. Totdat ik tijdens mijn verjaardag (ik werd 14 denk ik) geconfronteerd werd met een poepend vriendje. In mijn ouderlijk huis had de toiletdeur een raampje op stahoogte. Niet zo’n raam waar je doorheen kan kijken, maar een raam waardoor wel de contouren goed waarbaar waren. Ik zag mijn vriendje staan, maar wel met zijn gezicht in de verkeerde richting. Ik vertelde hem in paniek dat ie zich moest omdraaien omdat ie anders tegen de muur zou plassen. Hij riep echter dat hij zijn billen aan het afvegen was. Ik was geschokt en tegelijkertijd verbaasd. Al staande de billen afvegen? Er ging een wereld voor mij open. Sindsdien heb ik mij veel meer in deze materie verdiept. Het is mij vele jaren later gelukt om diverse personen over dit onderwerp te bevragen, waarna de uitkomst onderling uitgebreid is besproken. Verbazing alom bij de deelnemers. Iedereen dacht namelijk dé enige en juiste manier van reiniging te hanteren.

De uitkomst wil ik u uiteraard niet onthouden. Uit het voorgaande kan al geconcludeerd worden dat ik behoor tot de categorie van de zittende veger. Maar mijn vriendje is dus een staande veger. De staande veger heeft zich deze manier toegeëigend omdat zittend vegen veelal tot een traumatische gebeurtenis heeft geleid. Zo wil het zitten – althans volgens (bepaalde) staande vegers (en proppers, maar daarover later meer) – weleens leiden tot bepaalde inglijtaferelen. De zittende bil – die tijdens het vegen het gehele lichaamsgewicht moet dragen – kan dan door gladheid de pot inglijden, met alle gevolgen van dien (klem komen te zitten, kramp of vervelende spierblessures). Het is door mij niet onderzocht en het wordt waarschijnlijk ook niet aan de behandelend artsen meegedeeld, maar ik kan mij zo voorstellen dat er bij de SEH af en toe personen komen met een dergelijke inglijblessure. Geluk bij een ongeluk is dat deze blessure in het algemeen eenmalig is, omdat daarna direct wordt overgegaan tot staande opschoning van de bilpartij.

Ik ben naast een zittende veger ook een hergebruiker. Na het vegen vouw ik dubbel (opletten dat de goede kant wordt opgevouwen) en hergebruik ik. Zelf hergebruik ik eenmalig, maar er zijn er die vaker hergebruiken. Ik ben dus een zittende vegende hergebruiker. Er zijn vegers die niet hergebruiken, en daar valt natuurlijk ook wat voor te zeggen. Naast vegers heb je proppers. Dit zijn personen die van het toiletpapier een prop maken en deze tegen de anus en billen aanduwen. Proppers zijn per definitie geen hergebruikers. Het hergebruiken van een prop is namelijk een te complex geheel en vergt goed wiskundig inzicht. In de categorie proppers is er weer het onderscheid te maken tussen zittende en staande proppers.

Onder zowel vegers als proppers zijn er weer bepaalde subcategorieën te vinden. Zelf kijk ik na het vegen even naar het wc-papier. Zo constateer ik of ik nogmaals moet vegen of dat de billen wat bij betreft voldoende zijn afgenomen. Maar er zijn ook proppers en vegers die niet kijken. Die mensen vegen en proppen stug door, waarbij het risico op overmatig doorpoetsen bestaat. Dit kan leiden tot (soms bloedende) anusirritatie. De andere kant van het verhaal kan zijn dat de billen soms juist een te geringe reiniging hebben ondergaan. Ik ben dus een zittende vegende kijkende hergebruiker.

Naast het afnemen door middel van vegen en proppen bestaat er nog een uitzonderlijke manier van toiletpapierhantering (althans, in mijn onderzoek). Zo ken ik iemand die zijn duim omwikkelt met voldoende wc-papier en daarna de duim de in de anus duwt. Daarna wordt er naar de duim gekeken en herhaalt dit ritueel zich met schoon papier, net zolang totdat er geen poep meer waarneembaar is. Het gaat hier om de zittende kijkende anusinduwer. De persoon in kwestie was tijdens mijn onderzoek de enige die zich op deze manier opschoonde. Ik weet dus niet of er ook staande anusinduwers zijn, maar ik wil niets uitsluiten. Er bestaan daarnaast personen die er na een grote beurt een gehele rol doorheen jagen. Het gebruik van de papierhoeveelheid per beurt is echter onderwerp van lopend onderzoek.

Tenslotte zijn er in de diverse (sub)categorieën nog spuwers waarneembaar. Die personen spuwen voor het vegen of proppen op het wc-papier. Het papier wordt dan vochtig waarbij de indruk bestaat dat de bilpartij door speekselgebruik beter opgepoetst wordt. Nu heeft speeksel – zolang het zich in de mond bevindt – wel degelijk een reinigende werking. Ik vraag mij af of deze reinigde werking ook van kracht is zodra het spuug in aanraking met de anus komt.

Bij gezinsleden onderling kan er ook verschil bestaan. De manier van vegen lijkt dus niet opvoedkundig bepaald. Iedereen leert zichzelf een bepaalde manier van reiniging aan. Ik beoordeel de mensen in ieder geval niet op de manier waarop de billen worden opgeschoond. Ik weet namelijk wel beter (en u nu ook). Poets op de manier waarbij jij je goed voelt. Er is namelijk geen goed en fout, geen normaal en abnormaal.


E. – een zittende vegende kijkende niet-spuwende hergebruiker

donderdag 15 juli 2010

Ga toch zitten

Ga toch zitten
Door E. 15 juli 2010 ©


Eens in de zoveel tijd merk ik het weer. In mijn stamkroeg móét ik na een tijdje ongemerkt met een nattere en viezere lange broek rondlopen. Met name rond de knieën. Ik heb het nu weer gemerkt tijdens het WK-voetbal. De zomer is dé periode om hier achter te komen. De temperatuur steeg tijdens het WK zowel in figuurlijke als in letterlijke zin naar tropische hoogten.

Maar het gaat mij juist om die letterlijke temperatuur. Erg lekker weer, zodat ik met korte broek en (teen)slippers in de kroeg verschijn. In de rust van een voetbalwedstrijd is het niet ongebruikelijk om in de kroeg een plasje te plegen. Dan valt mij weer op hoe vaak ik in de koudere perioden met die vieze broek moet hebben rondgelopen. De kroeg heeft geen urinoir – en merk je steevast bij het dragen van een korte broek dat de plas vanuit de pot naar de knieën (en voeten) terugklettert.

U vraagt zich misschien af waarom ik dat thuis niet heb gemerkt. Daar draag ik toch ook korte broeken? Dat is juist, maar ik geef zonder gêne en enig gevoel voor schaamte aan de hele wereld toe dat ik een zittende plasser ben. Ik ben een zittende plasser en ik ben er trots op! Waarom staan als je zitten kan, is mijn devies. Er wordt er weleens geroepen dat de zittende plasser geen echte man is, of geen macho of zelfs homofiel. Tja, zo kunnen andere mannen erover denken… Ik lach om dat soort mannen. Laat ik op voorhand wel duidelijk maken dat ik (uit praktische overwegingen) geen zittende wildplasser ben. Ook in de kroeg ga ik gewoon staan.

Het staan in de kroeg is echter wel uit nood geboren. Omdat geen enkele man zittend plast doe ik dat namelijk ook niet. Het is daar natuurlijk een vieze en onhygiënische kliederboel, ook al zie je dat niet altijd direct. Ik ga daar natuurlijk niet zitten. In de korte-broek-draag-periode merk je echter dat staand plassen eigenlijk net zo smerig is. Staand plassen staat synoniem aan stinkende en bijtende urine op de knieën of op de broek. Bah…

De staande thuisplasser valt uit duizenden te herkennen. Ga daar eens naar het toilet en let op de tegels. Die zure terugklaterende pis heeft namelijk de voegen tussen de vloertegels volledig weggevreten. Mocht er toch met een flinke regelmaat worden gedweild let u eens op de wc-radiator. Als de onderkant van de radiotor de nodige roestplekken vertoont dan woont daar onmiskenbaar een staande plasser. Dit is natuurlijk dubbel zo erg als blijkt dat de man in kwestie ook nog eens moeite heeft met mikken (en 100% van de mannen schijnt daar regelmatig moeite mee te hebben, zo leerde mij een korte studie in mijn omgeving).

Mocht dit alles de staande plasser niet overtuigen om toch te gaan zitten, dan kan ik u hierbij meedelen dat een zittende plasser de blaas meer ledigt en dus minder vaak moet. De tijd die verloren gaat bij het omlaag en weer omhoog doen van de broek wordt hiermee ruimschoots gecompenseerd. Ook is zittend plassen beter voor de prostaat en de potentie.

De staande plasser doet de bril (hoop ik) voor het plassen omhoog, conform de tegeltjeswijsheid: Heren doe de bril omhoog, dames zitten ook graag droog. De zittende plasser hoeft de bril veel minder vaak aan te raken en daardoor minder vaak schoon te maken. En dit geldt niet alleen voor de wc-bril maar natuurlijk voor het gehele plas- en poephok. En wat niet te denken van die zachte donzige wc-mat? Een mat die de binnenkant van een wasmachine echt niet wekelijks ziet. Een mat die werkt als een zuigende pisspons. Voordat de mat de automaat ingaat moet die handmatig boven de pot worden uitgewrongen. Niet echt een pretje.

Goed voor de hygiëne, minder ruzie met de vrouw, de voegen minder vaak (laten) vervangen en lekkere schone en droge knietjes. Heerlijk. Tijdens het zitten hoeft u zich niet te concentreren op het mikken. In plaats daarvan laat ik tijdens het plassen niet alleen mijn urine lekker de vrije loop, maar vooral ook mijn fantasie.

Als alle mannen zouden zitten zou de wereld een stuk mooier zijn. En niet te vergeten, ook een stuk schoner. Mannen, zie de voordelen ervan in, en ga toch zitten.


E.

donderdag 1 juli 2010

De Rotterdammer en de gele vlag

De Rotterdammer en de gele vlag
Door E. 30 juni 2010 ©


Langzaamaan zie ik in de stad – toevallig met de WK-wedstrijd tegen Brazilië in het verschiet – de kleur oranje vervagen en de kleur geel de kop opsteken. Ik fietste gisteren ergens nabij het centrum alwaar een stadsgenoot op één hoog zijn balkon met een gele vlag versierde. Ik dacht: wat leuk, het leeft toch. De gele vlagophanger werd echter door een andere passerende Rotterdammer faliekant voor schavuit, scharluin, schobbejak en snoodaard uitgemaakt.* De gele vlagophanger was hier natuurlijk niet van gediend en gaf de Rotterdamse barbaar verontwaardigd een afkeurende blik.

De Rotterdammer kon de blik niet waarderen en startte een heftige tirade in de richting van de gele vlagophanger. Wat dacht die gele vlagophanger wel niet? De gele vlagophanger moest volgens de Rotterdammer blij zijn dat hij in Rotterdam en in Nederland kon wonen (de vlagophanger had namelijk een kleurtje). En daarom moest hij voor Nederland zijn en niet voor Brazilië gaan vlaggen. Hij moest zich gedragen. De Rotterdammer zou de vlagophanger anders zelf wel een cursusje inburgeren geven – en dat doe ik niet met een schriftje, maar met mijn vuisten. Hierop gooide de Rotterdammer zijn half volle (of lege) blikje bier naar de man (zo’n blikje van een halve liter van het merk Bier). Heel erg goed kon de Rotterdammer niet mikken, want hij miste de vlagophanger volledig. Wel zat de trainingsbroek van de Rotterdammer nu helemaal onder het bier. Gelukkig had de Rotterdammer een plastic tas bij zich gevuld met nog vele volle blikken.

De gele vlagophanger wist volgens de Rotterdammer niet wat zich in de maatschappij en in de stad afspeelt. Of een oranje vlag, of terug naar je eigen land! Anders heb je straks geen ruit meer over. Daar mag je zoveel gele vlaggen ophangen als je wilt. De gele vlagophanger sprak prima Nederlands en was, gezien zijn strakke maatpak, werkzaam op een kantoor of ergens in de buitendienst. Ook sportief aangelegd dacht ik nog, aangezien er een mooie racefiets op het balkon stond te fonkelen. De gele vlagophanger reageerde niet. De Rotterdammer schold de vlagophanger nog wat uit terwijl hij wegliep – onderwijl nog een paar fietsen omverschoppend. Verbaasd keek de Rotterdammer om zich heen terwijl hij zag dat er in het centrum nog veel meer gele vlagophangers wonen. Hij mompelde daarna iets over buitenlanders.

Hierna raakte ik met de gele vlagophanger in gesprek en bood hem mijn excuses aan. Waarom weet ik eigenlijk niet zo goed – ik had er tenslotte niets mee te maken. Ik kan het wel waarderen dat de vlagophanger zo met de sport bezig is en de stad in kleuren doet hullen. Ik denk niet dat de Rotterdammer – die weet wat zich in de stad afspeelt – er van op de hoogte is dat 3 juli aanstaande een proloog wordt verreden. Ik denk dat de Rotterdammer niet weet dat de start van één van de grootste sportevenementen ter wereld in onze stad plaatsvindt. Ik denk dat de Rotterdammer de woorden Tour de France niet eens correct kan uitspreken.

O ja, dé Rotterdammer bestaat natuurlijk niet: je hebt ze in alle geuren en kleuren. Ik hoop in ieder geval die Rotterdammer niet tegen te komen als ik in mijn gele shirt aanstaande zaterdag naar de proloog ga kijken.


E.
____________

* Een gecencureerde versie van wat de Rotterdammer werkelijk zei.

dinsdag 22 juni 2010

Nieuwe trend: sokken in sandalen

Nieuwe trend: sokken in sandalen
Door E. 22 juni 2010 ©


Aankomende donderdag verschijnt de volgende editie van Plus Magazine, een maandblad voor de zelfbewuste 50-plusser dat wordt uitgegeven door Senior Publications Nederland bv (bestaat echt, voor serieuze geïnteresseerden zie: www.PlusOnline.nl/PlusMagazine).

Door het maandblad is baanbrekend onderzoek verricht. De overgrote meerderheid van de senioren vindt de aankomende zomerhitte geen excuus om er niet netjes bij te lopen. Sokken in (teen)slippers of sandalen is deze zomer hét grote taboe onder onze oudere medemens. Jarenlang hebben de ouderen ons met deze kledingstijl doodgegooid, maar ineens zijn ze om. Mij (31 lentes) is dit taboe natuurlijk al jáááren bekend. Meestal wel als allerlaatste in mijn omgeving, want echt modebewust wil ik mezelf niet noemen (en anderen trouwens ook niet. Een totaal gebrek aan modebewustheid is misschien beter gezegd).

Van de mode trek ik mij dus weinig aan. Mijn lichtelijk riekende Adidasslippers zitten gewoon lekker. En als ik koude voeten krijg trek ik gewoon een paar nette sokken onder mijn slippers aan (nee, geen witte sportsokken). Heerlijk vind ik dat. Soms wil ik er nog wel eens boodschappen in doen ook. Sokken dragen in teenslippers, tja ik heb het geprobeerd, maar dat zit gewoon niet zo gerieflijk aan m’n voeten. Het begint toch een beetje te snijden en te schuren tussen mijn grote teen en ‘wijsteen’. Geef mij maar de gewone slipper in combinatie met de nette sok. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg.

Met regelmaat loop ik nog in mijn kakibroek met daaronder een paar bootschoenen. Ik ben deze kledingstijl gaan ontwikkelen op het moment dat deze stijl natuurlijk nèt niet meer in was. Ik ben altijd te laat wat mode betreft. Wellicht ook wel een beetje opzettelijk, want ik ben een keer flink op mijn bek gegaan. Op school heb ik eenmaal geprobeerd een trendsetter te zijn. Als eerste liet ik mij signaleren in de zogenaamde housebroek. Helaas was dit geen geslaagde zet op een middelbare school waar de hockeyjeugd uit Berkel en Rodenrijs overheerst.

Door mijn desinteresse in de modewereld, ben ik soms onbewust toch een trendsetter. Want, als de ouderen iets niet meer leuk vinden, dan gaan de jongeren zich ertegen afzetten. Zo gaat dat nu eenmaal. De trend in Amerika is deze zomer dan ook om sokken in slippers en sandalen te dragen. Verschillende beroemheden zijn al zo gefotografeerd en modehuizen als Burberry, Dior, Prada en Armani zijn al op de nieuwe trend ingesprongen. Het is slechts een kwestie van tijd voordat deze trend naar Nederland overwaait. Ha! Terwijl ik twee maanden geleden in de plaatselijke AH (sok- en slipperdragend) nog werd uitgelachen. Naar die mensen trek ik straks een lange neus…


E. (bewust onbewust modebewust)

woensdag 16 juni 2010

Ode aan Mart Smeets

Ode aan Mart Smeets
Door E. 16 juni 2010 ©


O Mart, jij aanmatigende, arrogante, dikdoende, gewichtige, hautaine, hooghartige, hoogmoedige, ijdele, ingebeelde, laatdunkende, minachtende, opgeblazen, opschepperige, pedante, pretentieuze, snobistische, zelfgenoegzame, verwaande, zelfingenomen, pompeuze, bombastische, trui- of pakdragende betweter.

Mart, jij wordt geliefd en verguisd tegelijkertijd. Op de sociale netwerksite hyves heb je, als ik mij niet vergis, vele miljoenen vrienden (wellicht dat leden in plaats van vrienden een beter woord is). Je bezit als geen ander de gave om te weten wat het gehele Nederlandse volk wil (of niet wil). Je bent dan ook een meer dan slimme persoonlijkheid. En niet alleen op het gebied van sport – ook daarnaast sta jij je mannetje. Op sportgebied ben je echter de autoriteit. Van kaatsen tot hamerslingeren en van racquetball tot skeleton, je bent overal van op de hoogte. Dat hoort natuurlijk ook bij jouw vak, maar toch…

Ben je onverhoopt van iets niet op de hoogte, dan maak je er al vrij snel de welbekende huiskamervraag van. Chapeau, goed gevonden. Een man van jouw statuur moet natuurlijk ad rem kunnen inspelen op dergelijke situaties. De sportwereld kan niet zonder jouw inbreng. Zonder jou is topsport eigenlijk niets meer dan gewoon sport. Jouw inbreng maakt er tenminste nog wat van. De pensioengerechtigde leeftijd nadert met rasse schreden. Ik hoop dat je het kan opbrengen om ons (jouw volk dus) nog minimaal een decenium van jouw deskundige commentaar te voorzien. Je bent het vaak niet eens met je cocommentatoren, maar dat is ook logisch. Iemand die zo veel van de kennispot heeft gesnoept kan geen ongelijk hebben. Een adequate opvolger is er volgens mij namelijk nog niet. Toe? Ga nog 10 jaar door.

In jouw columns in de De Trouw lees ik af en toe dat je het hebt over jouw tweede ik. Velen zullen denken: “Poehhh, aan één Mart hebben we meer dan genoeg”. Ik niet, spreek je tweede ik maar aan. Ontsla Dijkstra en Ducrot bij de wielerverslagen en verleen met jezelf het duocommentaar. Heb je toevallig ook niet een derde en vierde ik? Een kennis van mij zit in de kleding. Over truien en pakken hoef je je geen zorgen te maken!

Om je in mijn beste Engels te citeren: "Senk joe".


E.

vrijdag 11 juni 2010

Geen vriendin? Haal een visvergunning.

Geen vriendin? Haal een visvergunning.
Door E. 11 juni 2010 ©


Wilt u vissen, dan mag dat niet zonder visvergunning. Voor bepaalde wateren heeft u echter geen visvergunning nodig, maar een hengelvergunning. Ook dan bent u er nog niet, want wilt u op vele plaatsen kunnen vissen – zonder dat der Fischpolizei met sancties dreigt – dan heeft u eigenlijk ook nog een VISpas nodig van de plaatselijke hengelsportvereniging. Dus ben je zoekende naar een vriendin, vraagt dan eerst alle benodigde vergunningen en passen aan. Dit is de eerste en wellicht de belangrijkste stap van een weg die uiteindelijk tot een vriendin moet leiden.

Zijn alle papparassen ontvangen, dan kan de zoektocht van start gaan. Begin te zoeken naar een mooie grote vijver. Eenmaal gevonden, dan zult u zien dat u niet de enige bent die uit vissen is. Het stikt namelijk van de vissers. U heeft geheid zware concurrentie. Het is echter niet erg om in dezelfde vijver te moeten vissen. Wat dat betreft zwemt er genoeg vis in de zee. En in alle soorten en maten. Voor een ieder wat wils.

U wilt niet genoegen nemen met de eerste de beste bakvis die u aan de haak weet te slaan. U mag er best eens eentje teruggooien. De eerste keer zal u er wellicht een zware dobber aan hebben, maar op een gegeven moment went het en zult u zich meer en meer als een vis in het water voelen. Er zijn wellicht ook dagen dat u niets vangt. Wen er maar aan! Het is wel elke dag visdag, maar niet alle dagen vangdag.

Probeer de krenten uit de pap te vissen, al vis je soms achter het net. Doorzettingsvermogen is voor de visser zeer belangrijk. Bent u tevreden over de vangst neem haar dan eens mee naar de kroeg voor een drankje, want vis moet zwemmen. Het kan hier alsnog vlees noch vis blijken te zijn. Gooi haar dan direct terug en haal de hengel weer van stal. Geen twijfel, geen tweede afspraak als het een viswijf blijkt te zijn. Zonde van uw tijd en geld, de vis wordt dat betreft toch al duur betaald.

Het spel begint nu weer van voren af aan. Maar u zult uiteindelijk wel de juiste aan de haak weten te slaan. En voor u het weet schiet ze kuit en heeft u uw schaapjes op het droge…

Succes!


E.

Zomaar een versje

Door E. eerste helft jaren '90 ©
(11 juni 2010 hier gepubliceerd)


Ik liep van berg naar dal
Ben toen uitgegleden
Kwam heel hard ten val
Maar was wel snel beneden

donderdag 20 mei 2010

Dronken mensen. Hoe gaan we ermee om?

Dronken mensen. Hoe gaan we ermee om?
Door E. 20 mei 2010 ©
(Op 26 mei 2010 in aangepaste vorm geplaatst op http://cafe.hethalvemaatje.nl/)


Kinderen en dronken mensen spreken de waarheid. Althans, zo luidt het gezegde. Alcohol neemt de remmingen weg. Mensen flappen er hierdoor wel eens iets uit dat ze wellicht niet hadden willen zeggen. Maar of ze daadwerkelijk de waarheid vertellen, dat vraag ik me af. Ondergetekende in ieder geval niet. Het is een mooi fantasieverhaal dat mijn tong afrolt of een waar gebeurd verhaal dat zó sterk is overdreven dat het in de categorie verzinsels geplaatst kan worden. In aangeschoten toestand alles doen voor een lach en een leuk verhaal, dat ben ik. Bij mij neemt alcohol een bepaald gevoel van schaamte weg. Ietsjes maar, want ik hoor om mee heen dat ik sowieso niet over een schaamtegevoel beschik.

Maar hoe ga je nou met dronken mensen om? Dat is niet makkelijk uit te leggen. Er zijn namelijk verschillende soorten beschonken types. Ik zal een kleine opsomming geven. Al deze types zijn op een willekeurige avond te vinden de kroeg:
  1. Je hebt – zeg maar – het type ondergetekende, dat de transformatie naar een spraakwaterval (soms letterlijk) ondergaat en veelal met stemverheffing alles doet voor een lach. Het type dat zichzelf op dat moment de leukste persoon van deze aardkloot vindt (en soms ook is). Wil nog wel eens iemand ongemerkt beledigen (waarvoor ik op voorhand hierbij alvast mijn excuses heb aangeboden). Wat mij betreft natuurlijk een leuk type.
  2. Het type knuffelbeer. Altijd leuk en gezellig na een paar biertjes en wijntjes. Het wat stillere type dat (soms met een wat roder hoofd) alles vanaf de bar aanschouwt. Ga eens een gesprek aan met dit type. Als dit type jou in nuchtere toestand een aardig persoon vindt, dan draait dit bij hem of haar in aangeschoten toestand uit op een heerlijk knuffelfestijn. Dit type wil tijdens het gesprek met regelmaat vertellen dat ‘ie van je houdt. Goed type voor het zelfvertrouwen van de gesprekspartner.
  3. Het type geil, het type dat na enkele alcoholische versnaperingen altijd bloedgeil lijkt te zijn. Houdt van fysiek contact, is vrij handtastelijk en het geslacht van de gesprekspartner maakt dan eigenlijk niet veel uit.
  4. Het type redelijk agressief. Het type dat na enkele drankjes pissig wordt om een grapje en zich vaak persoonlijk in de zak gescheten voelt. Wil nog wel eens in een scheldkanonnade vervallen. Dit moet je uiteraard wel met een korreltje zout nemen.
  5. Je hebt ook nog het type dat in aangeschoten toestand maar niet raakt uitgepraat over zichzelf en/of het werk dat ze verrichten. Het type dat wat meer met zichzelf bezig is, de narcist. Je komt er niet tussen. Wil je wat zeggen, dan wordt je geheid onderbroken en overstemd.
  6. Het type aandacht trekken, zij het met rare bekken, valpartijen en/of luid geschreeuw. Dit type heeft na een avond stappen vaak de volgende ochtend diverse kneuzingen en/of vleeswonden. Wordt in de kroeg regelmatig bloedend of kreupel gesignaleerd. Wil af en toe met een hilarische oneliner op de proppen komen.
  7. Nu voor sommigen onder ons een ietwat vervelend type. In nuchtere toestand een wat stiller persoon. In aangeschoten toestand ook geen druktemaker, maar wil de verhalen van anderen met regelmaat onderbreken. Raadt u het al? Het is het type Ja dat heb ik ook meegemaakt. Veelal in overtreffende trap.
  8. Tenslotte nog het herhaaltype dat na het vertellen van een verhaal 10 minuten later bloedserieus en doodleuk het verhaal nog eens gaat vertellen. Dit gaat meestal gepaard met veel handgebaren.
Het gaat te ver om alle types hier te beschrijven, vandaar slechts dit selecte gezelschap dat zich herbergt in mijn vriendenkring. Uiteraard zijn er ook enkelen die iets van meerdere types in zich hebben. Tja, maar hoe nu met elkaar om te gaan? Er is niets aan de hand zolang er zich in een wat grotere groep een mengelmoes van dit soort types bevindt. Dat levert over het algemeen de leukste avonden op.

Maar nu 1 op 1 gesprekken. Het is het verstandig om type 2 en 3 niet al te lang naast elkaar te zetten. Dit kan uitdraaien op een leuke nacht en een levenslang gevoel van spijt. Het type 1 en 4 samen kan ook nog wel eens misgaan. Een combinatie van type 1 en 6 in gesprek met een type 4 spreekt voor zich. Niet doen. Ook gedoemd te mislukken is type 5 en 7. Zit je als type 5 alles over jezelf en je werk te vertellen hoor je telkens van je gesprekspartner dat hij/zij dat ook al heeft meegemaakt. Kan uitdraaien op irritatie. Het spreekt voor zich dat je bij het zoeken van een gesprekspartner niet hetzelfde type kiest. Een type 2 naast een andere type 2 kan klef worden. Een type 7 naast een andere type 7 kan uitdraaien op een zeer vermoeiend gesprek. Zoek uw type uit en doe er uw voordeel mee.

Uiteraard kunnen de bovenstaande 1 op 1 gesprekken wel, maar dan moet je je wel houden aan de 30-minutengrens. Zoek na een half uur een ander op, ruil van gesprekspartner. Dan zal de avond alsnog geslaagd eindigen.

Nu gaat het hier wel over bepaalde omgangsnormen tussen beschonken mensen onderling. Maar hoe nu als nuchter persoon om te gaan met een beschonken type? Om eerlijk te zijn, ik weet het niet. Ik kan daarentegen wel een oplossing voor de nuchteren aandragen: If you can’t beat them, join them (dat vindt de kroegbaas ook niet erg).

Tot ziens, tot pils,


E.

P.S. T-shirts met de opdruk “Pas op: dronken” eventueel voorzien van typenummer zijn achter de bar tegen betaling te verkrijgen.